In de phrenologie, de schedelleer, kijken we naar de schedelvormen van een persoon. Ook het gezicht is een onderdeel van de schedel. Het gezicht krijgt zijn uiterlijk dankzij de vormen van schedelbotten en spieren. Voorhoofd, oogkassen, neus, kin en kaak krijgen onder invloed van allerlei factoren in en om een mens de individuele vorm waaraan wij iemand herkennen.
Het gezicht: de ogen
De ogen liggen deels beschermend verborgen in de schedel en worden terecht de spiegels van onze ziel genoemd. De levensenergie (Helioda/ Chi/ Ki) is namelijk zeer zichtbaar in onze ogen. Helderziende personen (maar ook kinderen en dieren) kijken daarom vaak in de ogen om “de ziel” in een mens te "voelen" en te "zien". Onze levensenergie kan naar buiten of naar binnen gericht zijn. Ogen kunnen stralen (bij verliefd/gelukkig zijn) of zijn mat (bij pijn of verdriet).
Ogen dienen in eerste instantie als waarnemingsorganen. Naast de ogen speelt ook de wenkbrauwboog bij het waarnemen een grote rol volgens de phrenologie. Het kijken of waarnemen kan op verschillende manieren. Je kan bijvoorbeeld kijken
hoe groot iets is en inschatten hoe zwaar het zou kunnen zijn. Je kan bekijken en schatten of het ergens
inpast. Je ziet de kleur en weet of het staat in je interieur. Je kan iets
grofweg zien, of juist heel gedetailleerd.
Het waarnemingsvermogen van de ogen is één van de z.g. “lagere”
intellectuele krachten: het is in eerste instantie een objectief
waarnemingsvermogen. D.w.z. we zien eerst via de ogen en dat wat wij waarnemen gaat via zenuwbanen naar bepaalde delen van onze hersenen. Daar zal
het beeld pas een subjectiever karakter krijgen in de vorm van gedachten.
De mate waarin en waarop een individue iets kan waarnemen is zichtbaar aan het bot rondom de
ogen en phrenologisch verklaarbaar.
Het gezicht: de neus
De neus zegt iets over iemands individuele persoonlijkheid
en wilskracht.
Het neusbot, ontwikkelt zich langzaam maar zeker in de
kinderjaren onder invloed van geestelijk-, motorisch- en lichamelijk willen. Een
kind wordt in het leven onder andere gedreven door dat wat de omgeving van hem
of haar wil en vindt.
Bij een kind dat zich (flink) heeft moeten (of mogen)
inzetten, zal het neusbot langzaam maar zeker omhoog komen. Deze ontwikkeling
voltrekt zich zo rond het zevende levensjaar tot na de puberjaren, de periode waarin
een kind zich voor een belangrijk deel ontwikkelt tot een zelfstandige
persoonlijkheid.
Bij pubers heerst daarom doorgaans ook de wilskracht: verhoudingsgewijs
hebben ze vaak een grote neus. Ze willen van alles, maar kunnen niet alles goed
overzien en dat wat ze willen ook tot uitvoering brengen.
Wanneer een persoon zich in zijn kinderjaren niet optimaal
heeft kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig persoon, zien we dat het neusbot
achter blijft in de groei, waardoor een volwassen persoon de kinderneus behoudt.
Bovenstaande is slechts een klein gedeelte van wat aanbod zal komen in de praktische 3 daagse cursus phrenologie die gegeven zal worden vanaf 2 April.
(Veel :-) Meer weten? Doe mee aan deze super leuke, interessante en vernieuwende cursus!
Zie voor meer info:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten