dinsdag 26 februari 2013

Het geheim in de psychognomie van Prof. Paul Bouts



In het begin van de twintigste eeuw werd de Frenologie weer populair. De jaren ervoor werd deze weggehoond door de wetenschappers van die tijd, maar... de Frenologie bleek taaier dan gedacht!

Hieronder leest u een leuk stuk hierover, geschreven door Theo Op den Kamp, een van de eerste leerlingen van Anette Müller.


Scientific Phrenology

Een van de grote voorvechters was Bernard Hollander (1864 – 1934). Hij werd geboren in Wenen en emigreerde later naar Engeland waar hij als psychiater en arts werkte in een hospitaal voor psychisch gestoorden.
Hollander week af van de traditionele Frenologie doordat hij het “bumpreading” (het aftasten van de schedel op bulten en kuiltjes om karaktertrekken te ontdekken) wegliet. Hij vond dat onzin en van geen enkele waarde. Hollander concentreerde zich helemaal op het meten van de omvang van bepaalde schedelgebieden. Honderden personen werden gemeten om een zo groot mogelijk statistisch gemiddelde te krijgen. Deze gegevens werden in een z.g. Craniogram geplaatst (zie afbeelding beneden) zodat hij bij elke nieuwe meting kon zien of deze persoon bij het gemiddelde lag.


Wie wint... Craniometrie 10, of Frenologie 42?

De Craniometrie had een groot “voordeel” ten opzichte van de 42 plekken die bij de traditionele Frenologie gangbaar waren. Met deze 10 meetpunten had je al de basisenergieën en basiscapaciteiten van de persoonlijkheid snel te pakken. Combinaties maken met 10 plekken is makkelijker dan combinaties maken met de 42 plekken van de Frenologie. Dat wil niet zeggen: ook beter!
Professor Paul Bouts en zijn neef Benny Bouts waren aanhangers van Hollander en gebruikten zijn meetmethode als onderdeel binnen de Psychognomie. Bij een analyse werd eerst een craniogram gemaakt en daarna pas werd de Frenologie erbij genomen. Het aftasten van de schedelgebieden werd wel toegepast maar zij gebruikten alleen die plekken waarvan ze zeker wisten dat deze correct waren. Omdat zij honderden personen analyseerden kwamen er toch subtiele verschillen bij de mensen tevoorschijn.

De Psychognomie heeft vele onderdelen die uit de traditionele Frenologie stammen overgenomen. Één onderscheid ten opzichte van de Frenologie is dat ook de combinaties van de craniometingen zijn erin verwerkt.

Anette Müller en de Psychognomie van de toekomst

In 1986 kwam Anette Muller in contact met Prof. Bouts. Ze leerde de methode zoals Bouts deze had ontwikkeld en was ook nog een van de weinigen die de craniometrie geleerd kreeg en toepaste. Ze begon bij haar analyses altijd met de craniometing en paste daarna het aftasten van de schedelplekken van de Psychognomie toe. Degenen die bij haar in het verleden ooit een analyse hebben laten uitvoeren zullen zich dit zeker nog kunnen herinneren.

De craniometrie werd door Anette niet in lesvorm gegeven maar de combinaties van de metingen werden wel in de lessen verwerkt. Een hele bekende combinatie is de verhouding van het boven-oor punt met het voor-oor punt.


De doodsteek van de Craniometrie en Frenologie

De methode van de craniometingen heeft het nooit gehaald als standaard methode binnen de psychiatrie van die tijd. De doodsteek voor de Frenologie was de ontwikkeling van de psychoanalyse van Sigmund Freud en zijn collega’s. Degene die het wel nog lang toepaste was Paul Bouts. Hij gebruikte het binnen zijn pedagogische activiteiten als leraar en als natuurgeneeskundig arts.


Craniometrie in de praktijk: Beginpunt van craniometingen


 




Als je kijkt naar deze foto zie je dat het begin van het meetpunt boven het oor begint (bi-auriculair punt). Dat was het beginpunt dat Hollander gebruikte. Benny Bouts nam een ander punt en wel het voor-oor punt (pre-auirculair punt). Voel eens vóór je oor met je vinger, daar is een kuiltje (kaak gewricht) en ga even iets omlaag zodat je op het bot bent. Dat is het voor-oor punt.

                             








Hollander en ook Benny Bouts gebruikten voor de metingen een meetlint (foto 1 t/m 10) en de Craniometer van Bertillon (foto 11 t/m 16).

                          




Meetlint
                             

Craniometer van Bertillon










              



   

Het Craniogram 

Onderstaande grafiek is een craniogram met twee vaste lijnen in getekend: één die het gemiddelde van de vrouwenschedel en één die het gemiddelde van de mannenschedel aangeeft. In het boek van Paul Bouts “De Psychognomie” kun je de tabellen vinden die de gemiddelden aangeven in verhouding met de schedelomvang. (De getallen 53 en 56 in de illustratie, is de maat in centimeters voor de schedelomvang, zie foto 1).

Uit het boek “De Psychognomie” van Professor Paul Bouts

Bij kinderen wordt de schedelomtrek metingen periodiek herhaald tot de peuterjaren. De schedelomvang en vorm groeit elk jaar tot de leeftijd van ongeveer 26 jaar. Daarna is de schedel uitgegroeid.


Hoe meet je in de craniometrie? Uitleg van enkele gebruikte meetpunten

Om het makkelijk te houden zal ik alleen die assen en meetpunten beschrijven die het meest gebruikt worden.

Hollander en ook Benny Bouts gebruikten voor de metingen een meetlint (foto 1 t/m 10) en de Craniometer van Bertillon (foto 11 t/m 16)

Metingen


De schedelomvang meting (foto 1) en de overlangse-boog meting (foto 2) worden genomen om de verhouding met de andere meetpunten vast te stellen. Niet alle schedels zijn immers gelijk!

1. Breedte van voor-oor punt tot voor-oor punt
Deze geeft de lichamelijke weerstand aan. Hoe breder de schedel op die plek hoe groter je herstel vermogen uit ziektes is zoals griep en verkoudheid.

2. Breedte boven-oor punt tot boven-oor punt (Foto 14)
Geeft de mate van mentale energie aan die zich opbouwt door stress en wanneer deze naar buiten komt in een agressieve actie.

3. Breedte van slaap- tot slaap (foto 13)
Geeft aan hoezeer je in staat bent om voor jezelf op te komen. Het wordt genoemd “positief egoïsme”. Hoe assertief ben je?

4. Breedte achterkant boven schedel (foto 16)

Hoe preventief denk je en hoe hou je de omgeving in de gaten op gevaar.

5. Breedte wenkbrauwboog (foto 12)
Van hoeveel details in je omgeving ben je je bewust.

6. Lengte over het eind voorhoofd (foto 5)

Oorzakelijk denken. Je zoekt altijd naar het waarom, filosofisch denken.

7. Boog lengte over begin haargrens (foto 6)
Geeft de mate van welwillendheid aan. Hoeveel doe jij voor je naaste en heb je het goed met hem voor.

8. Verticale boog over top van de schedel (foto 7)
Geeft je drang naar perfectie aan. Alleen het allerhoogste wordt geaccepteerd en niets minder.

9. Lengte bovenste gedeelte van het achterhoofd (foto 8)
Geeft de mate van eigenwaarde aan. Hoe trots je kunt zijn.

Combinatie kracht

De kracht van deze methode ligt in de combinaties van de metingen. De uiteindelijke waarde van de craniometrie ligt in degene die hem gebruikt. Het is een zeer goede aanvulling op de Frenologie. Het maakt de karakteruitleg specifieker en subtiliteiten worden nog beter weergegeven.

Tot slot

Zoals je weet geeft Peggy een driedaagse over de Frenologie. Daar worden enkele van de meest voorkomende combinaties en daarnaast nog meer meetpunten uitgelegd.

Het gaat om de combinaties die te zien zijn, waarvoor je dus geen craniometer nodig hebt. Niet iedereen heeft per slot van rekening een craniometer thuis liggen tegenwoordig!



Geschreven door:

Theo Op den Kamp

Profiling the personality of the future...

zondag 24 februari 2013

Ziet u iets over het hoofd? Ogen en neus nader bekeken......



In de phrenologie, de schedelleer, kijken we naar de schedelvormen van een persoon. Ook het gezicht is een onderdeel van de schedel. Het gezicht krijgt zijn uiterlijk dankzij de vormen van schedelbotten en spieren. Voorhoofd, oogkassen, neus, kin en kaak krijgen onder invloed van allerlei factoren in en om een mens de individuele vorm waaraan wij iemand herkennen.



Het gezicht: de ogen

De ogen liggen deels beschermend verborgen in de schedel en worden terecht de spiegels van onze ziel genoemd. De levensenergie (Helioda/ Chi/ Ki) is namelijk zeer zichtbaar in onze ogen. Helderziende personen (maar ook kinderen en dieren) kijken daarom vaak in de ogen om “de ziel” in een mens te "voelen" en te "zien". Onze levensenergie kan naar buiten of naar  binnen gericht zijn. Ogen kunnen stralen (bij verliefd/gelukkig zijn) of zijn mat (bij pijn of verdriet).

Ogen dienen in eerste instantie als waarnemingsorganen. Naast de ogen speelt ook de wenkbrauwboog bij het waarnemen een grote rol volgens de phrenologie. Het kijken of waarnemen kan op verschillende manieren. Je kan bijvoorbeeld kijken hoe groot iets is en inschatten hoe zwaar het zou kunnen zijn. Je kan bekijken en schatten of het ergens inpast. Je ziet de kleur en weet of het staat in je interieur. Je kan iets grofweg zien, of juist heel gedetailleerd.
Het waarnemingsvermogen van de ogen is één van de z.g. “lagere” intellectuele krachten: het is in eerste instantie een objectief waarnemingsvermogen. D.w.z. we zien eerst via de ogen en dat wat wij waarnemen gaat via zenuwbanen naar bepaalde delen van onze hersenen. Daar zal het beeld pas een subjectiever karakter krijgen in de vorm van gedachten.
De mate waarin en waarop een individue iets kan waarnemen is zichtbaar aan het bot rondom de ogen en phrenologisch verklaarbaar.

Het gezicht: de neus

De neus zegt iets over iemands individuele persoonlijkheid en wilskracht.
Het neusbot, ontwikkelt zich langzaam maar zeker in de kinderjaren onder invloed van geestelijk-, motorisch- en lichamelijk willen. Een kind wordt in het leven onder andere gedreven door dat wat de omgeving van hem of haar wil en vindt.  

Bij een kind dat zich (flink) heeft moeten (of mogen) inzetten, zal het neusbot langzaam maar zeker omhoog komen. Deze ontwikkeling voltrekt zich zo rond het zevende levensjaar tot na de puberjaren, de periode waarin een kind zich voor een belangrijk deel ontwikkelt tot een zelfstandige persoonlijkheid.
Bij pubers heerst daarom doorgaans ook de wilskracht: verhoudingsgewijs hebben ze vaak een grote neus. Ze willen van alles, maar kunnen niet alles goed overzien en dat wat ze willen ook tot uitvoering brengen.
Wanneer een persoon zich in zijn kinderjaren niet optimaal heeft kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig persoon, zien we dat het neusbot achter blijft in de groei, waardoor een volwassen persoon de kinderneus behoudt.

Bovenstaande is slechts een klein gedeelte van wat aanbod zal komen in de praktische 3 daagse cursus phrenologie die gegeven zal worden vanaf 2 April. 

(Veel :-) Meer weten? Doe mee aan deze super leuke, interessante en vernieuwende cursus! 

Zie voor meer info:






donderdag 7 februari 2013

Het hoofd, breed uitgemeten


Geen enkel hoofd is hetzelfde. Hoofden zijn lang, rond, vierkant smal of juist breed. Gevoelsmatig doet de vorm van een hoofd al iets met je. Alleen al door ernaar te kijken. Zonder je bewust te zijn van wat het gelaatkundig zou kunnen inhouden.

De vorm van het hoofd wordt met name in de kinderjaren bepaald. Naast de genetische invloed, speelt ook de houding waarop een kind in bed wordt gelegd een rol. Buikliggers hebben logischer wijze een hele andere schedelvorm dan de rugliggers van tegenwoordig. De afgeplatte schedel komt daarmee veel meer voor (MET karakterkundige gevolgen, maar daarover een andere keer meer). Hoofdjes zijn soms zelfs zodanig plat, dat de medische wereld het regelmatig nodig acht een z.g. redressiehelm aan te laten meten, in een poging het hoofd wat symmetrischer of minder afgeplat te maken. http://www.i-am-pregnant.com/encyclopedia/Babies/Flat-Head-Syndrome
 
Kijkende naar de schedelvormen heeft een hoofd ons heel wat te vertellen!  Iets waar je zeker géén gelaatkundige voor hoeft te zijn, is het kijken en het waarnemen of een hoofd breed is of niet. Voor de standaardnorm zijn er geen getallen. Ieder mens is natuurlijk uniek en is het dus belangrijk om te kijken naar verhoudingen. Vanuit je gevoel weet je best wat er breed uitziet, of juist smal.

Gelaatkunde gaat ervan uit dat alles wat breed is meer dan gemiddeld weerstand heeft of geeft. Mensen met een breder hoofd zijn minder vaak en lang ziek, hun lichamelijk herstelvermogen is chemisch gezien sneller met het opruimen van afvalstoffen.
Naast het hebben van weerstand, geven breedhoofden meer dan gemiddeld weerstand aan de buitenwereld, bijvoorbeeld door het vaker niet eens te zijn met de omgeving. Ze hebben meer behoefte aan lichamelijk bewegen (kijk naar sporters!) en worden als drukker van aard ervaren. 


Bovenstaande eigenschappen gelden overigens ook voor kinderen klein of groot. Uit jaren lange ervaring  kan ik u vertellen dat de baby’s met het breedste hoofd harder huilen als ze honger hebben en hun hele lichaam inzetten om iets duidelijk te maken aan hun omgeving. Peuters met een breed hoofd, hebben een sterke behoefte aan bewegen. Ze zijn drukker met spelen, “wilder” met hun motoriek en kunnen moeilijker stilzitten. Pubers met een bovengemiddeld breed hoofd geven aan dat ze er zelfs vaak plezier in hebben om “uit te dagen” dmv tegendraads gedrag. (Denk aan de “buurt-etter”van vroeger…;-)

Ook de wetenschap is het opgevallen dat het al dan niet hebben van een breed ogend gezicht, een invloed heeft op dat wat wij verwachten van een persoon. (Bad to the bone,facial structure predicts unethical behavior: http://rspb.royalsocietypublishing.org/content/early/2011/06/29/rspb.2011.1193.full )

Kijk in de spiegel, kijk om je heen! De ervaringen zijn altijd welkom via een reactie!